dinsdag 11 maart 2014

Mijn kaftan past me niet meer

Mijn kaftan uit Istanbul past me niet meer. Op zoek naar een ander opperkleed kleed ik me aan, maak me op, denk na of het de juiste kleding voor deze gelegenheid is.
Met een fles water onderweg, ondanks de kou heb ik altijd dorst. Een appeltje in mijn fietstas, ik ben nooit een ontbijter geweest, tijdens het gesprek moet je geen flauwte krijgen.  Wind tegen, op de pedalen trappend, de volkstuinen in het Westerpark gadeslaand, vraag ik me af wat men buiten Nederland over die inmiddels door de middenklasse geliefde volkstuinen zou denken. Misschien moet ik hierover een documentaire maken.
De race voor de beste middelbare school voor mijn zoon, echtelijke ruzies, een kuiken uit een katholiek nest, weerhielden me om me voor te bereiden. Wat wil ik eigenlijk van de pastoor weten?
Ik dacht, laat ik maar met de chicste kerk beginnen en schreef naar een adres op de Keizersgracht. Het adres dat hij door de telefoon gaf heb ik gevonden, en ik ben blij verrast dat het naast een kerk is. Maar waarom hebben we in godsnaam in Amsterdam-West afgesproken? Te vroeg aangekomen, als nouveau Amsterdammer kan ik niet zo snel fietsen, zeker niet met windkracht zes, altijd op tijd vertrekken. Mijn fiets aan de overkant van de kerk netjes op slot gezet. Bijtend in mijn appeltje neem ik tot me: de kerk in restoratie, ernaast de woning van de pastoor, de basisschool en waarschijnlijk ooit een swingende maar nu verlaten Antilliaanse of Surinaamse café-nightclub.  Voor het raam van de basisschool hangt een A4 met informatie over Arabische les. Is dat voor de buurtbewoners die door hun buren geïnspireerd zijn, of voor de ouders van de kinderen? Nog tien minuten tot onze afspraak, ik kan nu wel aanbellen: meerdere namen en een bel met daarop: gasten/guests. Ja, dat ben ik.
Ik aarzel voor ik op de bel druk. Als ik  eerdere bezoeken niet meetel: de begrafenis van mijn schoonmoeder, de doop van een aangetrouwd nichtje. Dit keer ben ik alleen, het voelt alsof ik  gewijde grond die niet voor mij bestemd is ga betreden, en ik iets of iemand zal verloochenen.
Ik word niet zomaar binnen gelaten, volgens de pastoor deed de bel het weer niet, hij heeft me daar zien staan en me toen maar binnengelaten. Ik schud voor het eerst een hand van een pastoor.
Terwijl de pastoor thee voor me maakt kijk ik naar het Mariabeeld met het kindeke Jezus in haar armen,  om het beeld op de schouw hangt een rozenkrans. Latijnse namen of woorden op de muur, volgens de rectoren van de door ons bezochte Amsterdamse Gymnasia de taal van de cultuur, met mij konden een paar andere ouders niets anders doen dan de wenkbrauwen fronsen. Moeder Maria heeft naar mijn idee voor een semiet een te klein neusje en haar blonde zoon is een krullenbol met grote ronde ogen die heel sereen in het niets staren. De pastoor zet een dienblad neer met koektrommel, twee theemokken en drie smaken, framboos, framboos met iets in een taal die ik niet kan plaatsen, en peer met kaneel van A&H, op de tafel met Perzisch tapijt. De thee moet voor mij zwart zijn en het liefst uit het Zwarte Zeegebied, maar ik heb ook geleerd dat wat je als gast geboden krijgt niet afwijst. Neem ik de  A&H of de buitenlandse smaak? Ik kies voor buitenland. De pastoor drinkt geen thee. Maar wie is dan de frambozentheeliefhebber? Wie is er Georgisch of Slavisch?
De reden voor het adres  wordt me duidelijk, er is veel samenwerking tussen de kerken en de gemeenschappen, typisch jaren negentig flexwerk. Vele vlijtige medewerkers zijn van hun verfoeide vaste werkplek verbannen en zoals elke banneling  hebben ze voor hun territorium gevochten. Bij een enkeling heeft het zelfs de vorm van een crime passionnel aangenomen. De leidinggevenden, met de handen in het haar, wisten niet wat ze met deze opstandelingen aanmoesten. Hoe zou dat tussen de kerken gaan?
Wat  de reden van mijn bezoek is?
Ik heb hem eerder het volgende geschreven:  In "De kerken en kloosters van Amsterdam" wil ik verschillende gebedshuizen van Amsterdam bezoeken. De kerken die in gebruik en die niet in gebruik zijn, en ook de kerken die van gebruikers zijn veranderd. Daarbij wil ik met de geestelijke leider spreken, een mis, een heugelijke of juist een verdrietige gebeurtenis bijwonen. Met de oude en de nieuwe gebruikers spreken. Om de plek van gebedshuizen in het hart van de bewoners van Amsterdam te kunnen traceren. En zodoende ons Amsterdam in beeld te brengen. Misschien ben ik op zoek naar een nieuwe godsdienst, een die alle godsdiensten omvat.
Ah, een tutti frutti godsdienst, zegt hij.
Mag ik dit gesprek opnemen?
Liever niet, zegt hij, dan moet ik op mijn woorden letten.
Dat is goed, met uw permissie maak ik af en toe een notitie.
Waar waren we gebleven, zegt hij ... Ha, de variëteit binnen de katholieke kerk is enorm.  
Ik zou misschien willen beginnen  met het verschil tussen de jaren zestig en nu, zeg ik. Want uw wijk is in de loop der jaren enorm veranderd.
De grootste verandering is de solidariteit, de gemeenschapszin. En natuurlijk is de rol van de pastoor veranderd. Die was ooit de leider, nu zijn we meer een van hen. Volgens mij komt dat door de veranderingen in de wijk. Hier is er na de mis de mogelijkheid om een kopje koffie te drinken en met elkaar te praten in de parochiecentrum. Er zijn missen voor katholieken overal vandaan.
Gezamenlijke missen bedoelt u?
Natuurlijk is iedereen welkom maar elke gemeenschap heeft zijn eigen mis. Wij Nederlanders zijn harken wat betreft dansen, ik leid ook missen met Surinamers, en dat is andere koek. Natuurlijk moet je in gesprek met elkaar blijven maar met behoud van eigen identiteit, traditie en nestgeur.
Ik verlang naar mijn te kleine kaftan. Hij ziet me onhandig en snel proberen notities te maken en heeft duidelijk met me te doen.
Je mag het wel opnemen, zegt hij, en hij legt zijn hand op de mijne, hierna mag je het opnemen.
Op dat moment besluit ik geen opnames te maken. Wat is het verschil tussen de religies van uw wijk, vraag ik.
Het frame is hetzelfde, eromheen is het anders.
Hij werpt telkens een blik op wat ik noteer. 
En zal de religie blijven?
Geloof zal altijd blijven, misschien anders, kleinschaliger misschien, niet meer in de vorm van de kerken zoals nu. Het uiterlijk zou kunnen veranderen maar het geloof zal er altijd zijn.
Hij zegt iets belangrijks over het Tweede Concilie, dat er mede door de zwarte pastoors in het Vaticaan iets ten goede is veranderd, maar ik ben in gedachten verdwaald, Ik gruwel van de thee, die smaakjes, brrr, ik moet mezelf dwingen om het te drinken.
Waarom kiest iemand in een stad als Amsterdam voor religie?
Liefde voor god en de mens, hoe meer je van god houdt, hoe meer van de mens. En natuurlijk het evangelie verkondigen, voor jongeren prediken, catechese.
Ik ben benieuwd of er zich moslims tot het Christendom hebben bekeerd.
Men kan, zegt hij, beter een goede moslim zijn dan een halve christen. Hij promoot het niet. En meer wil hij er niet over zeggen.
Maar het verkondigen van het evangelie is een van de motieven voor het pastoorschap geweest. Dus is dat uw taak, uw missie, denk ik, maar ik vraag er niet naar. Waarom heb ik niet doorgevraagd. Door mijn Turkse nestgeur, door mijn tutti frutti traditie? Als gast hoor je je te gedragen. 
Ik wil afsluiten met een compliment aan de kerk, het is bewonderenswaardig dat ze leegstaande kerkgebouwen aan andere godsdiensten ter beschikking stellen.
Nou, dat is niet meer het geval, zegt hij, men zegt dat het niet meer mag omdat het gewijde grond is. Hij is het daar niet mee eens.
Ik bedank de pastoor en we lopen nog even naar de plek waar de mis wordt gehouden. Een modern zaaltje met wat stoelen en een podium waar een soort van altaar staat, vergelijkbaar met een van die zalen waar je met collega’s gedwongen een training moet ondergaan. Jammer dat ik het oude gebouw niet kan zien, ik zou graag een kaars willen branden. Maar volgens de pastoor zou dat levensgevaarlijk zijn.
Ik bedank hem nogmaals en neem afscheid.
Wat wilde ik van hem weten, wat waren mijn vragen ook alweer, welke antwoorden wilde ik hebben, waar was ik naar op zoek? Hij was o zo open, en toch zo gesloten. Ligt het aan mij, of aan hem?
Later vind ik het volgende:  in 2008  is door de bisschoppenconferentie besloten dat “een kerk niet kan worden bestemd voor niet-christelijke godsdiensten of levensbeschouwingen”. Er wordt verder geen reden voor dit besluit gegeven. Vreemd genoeg is het wel mogelijk om katholieke godshuizen af te staan aan bijvoorbeeld Joods-Israëlitische kerkgenootschappen.
Volgens het aartsbisdom Utrecht mag een katholiek Godshuis worden hergebruikt als horecagelegenheid of winkel. Ook mag een oude kerk worden verbouwd tot woning. Maar katholieke Godshuizen mogen nooit dienen als bordeel, casino of moskee. 
Nee, in geen geval een bordeel, casino of moskee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten