Mijn kaftan uit
Istanbul past me niet meer. Op zoek naar een ander opperkleed kleed ik me aan,
maak me op, denk na of het de juiste kleding voor deze gelegenheid is.
Met
een fles water onderweg, ondanks de kou heb ik altijd dorst. Een appeltje in
mijn fietstas, ik ben nooit een ontbijter geweest, tijdens het gesprek moet je
geen flauwte krijgen. Wind tegen, op de
pedalen trappend, de volkstuinen in het Westerpark gadeslaand, vraag ik me af
wat men buiten Nederland over die inmiddels door de middenklasse geliefde volkstuinen
zou denken. Misschien moet ik hierover een documentaire maken.
De
race voor de beste middelbare school voor mijn zoon, echtelijke ruzies, een
kuiken uit een katholiek nest, weerhielden me om me voor te bereiden. Wat wil
ik eigenlijk van de pastoor weten?
Ik
dacht, laat ik maar met de chicste kerk beginnen en schreef naar een adres op
de Keizersgracht. Het adres dat hij door de telefoon gaf heb ik gevonden, en ik
ben blij verrast dat het naast een kerk is. Maar waarom hebben we in godsnaam
in Amsterdam-West afgesproken? Te vroeg aangekomen, als nouveau Amsterdammer
kan ik niet zo snel fietsen, zeker niet met windkracht zes, altijd op tijd
vertrekken. Mijn fiets aan de overkant van de kerk netjes op slot gezet. Bijtend
in mijn appeltje neem ik tot me: de kerk in restoratie, ernaast de woning van
de pastoor, de basisschool en waarschijnlijk ooit een swingende maar nu
verlaten Antilliaanse of Surinaamse café-nightclub. Voor het raam van de basisschool hangt een A4
met informatie over Arabische les. Is dat voor de buurtbewoners die door hun
buren geïnspireerd zijn, of voor de ouders van de kinderen? Nog tien minuten tot
onze afspraak, ik kan nu wel aanbellen: meerdere namen en een bel met daarop: gasten/guests. Ja, dat ben ik.
Ik
aarzel voor ik op de bel druk. Als ik eerdere
bezoeken niet meetel: de begrafenis van mijn schoonmoeder, de doop van een
aangetrouwd nichtje. Dit keer ben ik alleen, het voelt alsof ik gewijde grond die niet voor mij bestemd is ga
betreden, en ik iets of iemand zal verloochenen.
Ik
word niet zomaar binnen gelaten, volgens de pastoor deed de bel het weer niet,
hij heeft me daar zien staan en me toen maar binnengelaten. Ik schud voor het
eerst een hand van een pastoor.
Terwijl
de pastoor thee voor me maakt kijk ik naar het Mariabeeld met het kindeke Jezus
in haar armen, om het beeld op de schouw
hangt een rozenkrans. Latijnse namen of woorden op de muur, volgens de rectoren
van de door ons bezochte Amsterdamse Gymnasia de taal van de cultuur, met mij konden
een paar andere ouders niets anders doen dan de wenkbrauwen fronsen. Moeder
Maria heeft naar mijn idee voor een semiet een te klein neusje en haar blonde zoon
is een krullenbol met grote ronde ogen die heel sereen in het niets staren. De
pastoor zet een dienblad neer met koektrommel, twee theemokken en drie smaken,
framboos, framboos met iets in een taal die ik niet kan plaatsen, en peer met
kaneel van A&H, op de tafel met Perzisch tapijt. De thee moet voor mij zwart
zijn en het liefst uit het Zwarte Zeegebied, maar ik heb ook geleerd dat wat je
als gast geboden krijgt niet afwijst. Neem ik de A&H of de buitenlandse smaak? Ik kies voor
buitenland. De pastoor drinkt geen thee. Maar wie is dan de frambozentheeliefhebber?
Wie is er Georgisch of Slavisch?
De
reden voor het adres wordt me duidelijk,
er is veel samenwerking tussen de kerken en de gemeenschappen, typisch jaren
negentig flexwerk. Vele vlijtige medewerkers zijn van hun verfoeide vaste
werkplek verbannen en zoals elke banneling hebben ze voor hun territorium gevochten. Bij een
enkeling heeft het zelfs de vorm van een crime passionnel aangenomen. De
leidinggevenden, met de handen in het haar, wisten niet wat ze met deze opstandelingen
aanmoesten. Hoe zou dat tussen de kerken gaan?
Wat de reden van mijn bezoek is?
Ik
heb hem eerder het volgende geschreven: In "De kerken en kloosters van Amsterdam"
wil ik verschillende gebedshuizen van Amsterdam bezoeken. De kerken die in gebruik
en die niet in gebruik zijn, en ook de kerken die van gebruikers zijn
veranderd. Daarbij wil ik met de geestelijke leider spreken, een mis, een
heugelijke of juist een verdrietige gebeurtenis bijwonen. Met de oude en de
nieuwe gebruikers spreken. Om de plek van gebedshuizen in het hart van de
bewoners van Amsterdam te kunnen traceren. En zodoende ons Amsterdam in beeld
te brengen. Misschien ben ik op zoek naar een nieuwe godsdienst, een die alle
godsdiensten omvat.
Ah, een tutti frutti godsdienst, zegt hij.
Mag
ik dit gesprek opnemen?
Liever
niet, zegt hij, dan moet ik op mijn woorden letten.
Dat
is goed, met uw permissie maak ik af en toe een notitie.
Waar
waren we gebleven, zegt hij ... Ha, de variëteit binnen de katholieke kerk is
enorm.
Ik
zou misschien willen beginnen met het
verschil tussen de jaren zestig en nu, zeg ik. Want uw wijk is in de loop der jaren
enorm veranderd.
De
grootste verandering is de solidariteit, de gemeenschapszin. En natuurlijk is de
rol van de pastoor veranderd. Die was ooit de leider, nu zijn we meer een van
hen. Volgens mij komt dat door de veranderingen in de wijk. Hier is er na de
mis de mogelijkheid om een kopje koffie te drinken en met elkaar te praten in
de parochiecentrum. Er zijn missen voor katholieken overal vandaan.
Gezamenlijke
missen bedoelt u?
Natuurlijk
is iedereen welkom maar elke gemeenschap heeft zijn eigen mis. Wij Nederlanders
zijn harken wat betreft dansen, ik leid ook missen met Surinamers, en dat is
andere koek. Natuurlijk moet je in gesprek met elkaar blijven maar met behoud
van eigen identiteit, traditie en nestgeur.
Ik
verlang naar mijn te kleine kaftan. Hij ziet me onhandig en snel proberen
notities te maken en heeft duidelijk met me te doen.
Je
mag het wel opnemen, zegt hij, en hij legt zijn hand op de mijne, hierna mag je
het opnemen.
Op
dat moment besluit ik geen opnames te maken. Wat is het verschil tussen de
religies van uw wijk, vraag ik.
Het
frame is hetzelfde, eromheen is het anders.
Hij
werpt telkens een blik op wat ik noteer.
En
zal de religie blijven?
Geloof
zal altijd blijven, misschien anders, kleinschaliger misschien, niet meer in de
vorm van de kerken zoals nu. Het uiterlijk zou kunnen veranderen maar het geloof
zal er altijd zijn.
Hij
zegt iets belangrijks over het Tweede Concilie, dat er mede door de zwarte pastoors
in het Vaticaan iets ten goede is veranderd, maar ik ben in gedachten
verdwaald, Ik gruwel van de thee, die smaakjes, brrr, ik moet mezelf dwingen om
het te drinken.
Waarom
kiest iemand in een stad als Amsterdam voor religie?
Liefde
voor god en de mens, hoe meer je van god houdt, hoe meer van de mens. En
natuurlijk het evangelie verkondigen, voor jongeren prediken, catechese.
Ik
ben benieuwd of er zich moslims tot het Christendom hebben bekeerd.
Men
kan, zegt hij, beter een goede moslim zijn dan een halve christen. Hij promoot
het niet. En meer wil hij er niet over zeggen.
Maar
het verkondigen van het evangelie is een van de motieven voor het pastoorschap
geweest. Dus is dat uw taak, uw missie, denk ik, maar ik vraag er niet naar. Waarom
heb ik niet doorgevraagd. Door mijn Turkse nestgeur, door mijn tutti frutti
traditie? Als gast hoor je je te gedragen.
Ik
wil afsluiten met een compliment aan de kerk, het is bewonderenswaardig dat ze
leegstaande kerkgebouwen aan andere godsdiensten ter beschikking stellen.
Nou,
dat is niet meer het geval, zegt hij, men zegt dat het niet meer mag omdat het gewijde
grond is. Hij is het daar niet mee eens.
Ik
bedank de pastoor en we lopen nog even naar de plek waar de mis wordt gehouden.
Een modern zaaltje met wat stoelen en een podium waar een soort van altaar
staat, vergelijkbaar met een van die zalen waar je met collega’s gedwongen een training
moet ondergaan. Jammer dat ik het oude gebouw niet kan zien, ik zou graag een
kaars willen branden. Maar volgens de pastoor zou dat levensgevaarlijk zijn.
Ik
bedank hem nogmaals en neem afscheid.
Wat
wilde ik van hem weten, wat waren mijn vragen ook alweer, welke antwoorden wilde
ik hebben, waar was ik naar op zoek? Hij was o zo open, en toch zo gesloten. Ligt
het aan mij, of aan hem?
Later
vind ik het volgende: in 2008 is door
de bisschoppenconferentie besloten dat “een kerk niet kan worden bestemd voor
niet-christelijke godsdiensten of levensbeschouwingen”. Er wordt verder geen
reden voor dit besluit gegeven. Vreemd genoeg is het wel mogelijk om katholieke godshuizen
af te staan aan bijvoorbeeld Joods-Israëlitische kerkgenootschappen.
Volgens het aartsbisdom Utrecht mag een katholiek
Godshuis worden hergebruikt als horecagelegenheid of winkel. Ook mag een oude
kerk worden verbouwd tot woning. Maar katholieke Godshuizen mogen nooit dienen
als bordeel, casino of moskee.
Nee, in geen geval een bordeel, casino of moskee.